Implicaties van het objectief "Maastricht 1991" voor de financieringsbehoeften van de overheid.

Deze nota bevat een actualisatie van een aantal elementen van het advies van juni 11. van de Afdeling in het licht van recente ontwikkelingen. Enerzijds worden recente gegevens omtrent de evolutie van de Belgische overheidsfinanciën en van de macro-economische context geïntegreerd. Anderzijds wordt rekening gehouden met een nieuw feit, m.n. de budgettaire convergentiecriteria voor toetreding tot de derde fase van de EMU, die in Maastricht werden vastgelegd.

In deze nota wordt in het bijzonder aandacht besteed aan de implicaties van het budgettair objectief "Maastricht" volgens hetwelk de netto financieringsbehoeften van de overheid uiterlijk op 1 januari 1997 beperkt dienen te worden tot 3 % van het BNP, exclusief kredietverleningen en participaties (afk. : KVP). In het advies van juni ll. werd daarentegen uitgegaan van een beperking van de financieringsbehoeften, inclusief KVP, tot 3,5 % tegen einde 1995. Het is bijgevolg aangewezen na te gaan welke de weerslag is van het objectief "Maastricht" op de openbare financiën, gegeven de gewijzigde macro-economische en budgettaire omgeving.

Deze nota bevat opeenvolgend een beschrijving van de macro-economische en budgettaire uitgangspunten en van de implicaties van het objectief "Maastricht". Tenslotte worden in grote lijnen enkele beleidsscenario's geschetst die tot de concrete realisatie van de noodzakelijke inspanningen leiden.

Auteur(s)

Afdeling "Financieringsbehoeften van de Overheid"

Datum